Soms lijkt het alsof er niets anders meer is
dan dit. Overal is het hoorbaar, op de markt roepen de marktkooplui luid:
“mensen het is crisis” om daarna hun aanbiedingen rond te bazuinen.
Vooral de ouderen vinden dat zij het zwaar te
verduren hebben nu er aan hun inkomen wordt geknabbeld.
De levensstandaard van nu is even hoog als in
2007 en toen voelden we ons over het algemeen toch niet arm. Nu we echter een
stapje terug moeten doen, is het een heel ander verhaal en worden we arm
gepraat.
Opvallend is dat mensen die echt moeten
ploeteren om rond te komen omdat er maar heel weinig binnenkomt, bijna niet
worden gehoord.
Ik vraag mij af hoe zij het ervaren als mensen
met hoge lonen klagen dat zij iets moeten inleveren. Durven zij nog geloven dat er solidariteit is?
Ik was in 1949 een kind van tien jaar.
Ons gezin woonde buiten het dorp aan een dijk.
Vanuit de woonkamer keken we uit over het uitgestrekte polderlandschap. Naast
ons huis was een wei waarin ’s zomers de koeien vredig graasden, en ik van de
madeliefjes en boterbloemen kransjes vlocht.
De andere huizen die aan de dijk stonden, waren
evenals ons huis, vrijstaand.
Iets verderop was een winkeltje, het kleinste
kruidenierswinkeltje dat ik ooit zag.
Met drie mensen was de winkel meer dan vol.
Langs de muren waren wat planken aangebracht waar de te verkopen artikelen
stonden. De meest voorkomende artikelen waren koffie, suiker, rijst, bloem en
tarwe.
De stroop stond in een grote pot. Met een lepel
werd de stroop in een glas geschept dat je zelf had meegebracht.
Ons gezin telde veel kinderen en we kwamen
allemaal wel eens aan de beurt om naar het winkeltje te rennen voor een
boodschap.
Soms stond ik weifelend voor het winkeltje
omdat ik al voor de derde maal kwam die dag, maar de oudere vrouw achter de
toonbank werd nooit boos. Misschien, denk ik nu, was zij wel blij met de
klandizie van ons grote gezin!
Mijn moeder moest het grote gezin zonder mijn
vader grootbrengen, er kwam weinig geld binnen, boodschappen werden maar
mondjesmaat gekocht.
Op het platteland is er gauw genoeg te eten, er
werden dieren gehouden voor de slacht, op het land werden gewassen verbouwd
voor eigen gebruik.
Wat verder nog gekocht moest worden aan
levensmiddelen was eigenlijk min of meer verspilling.
De Christelijke feestdagen waren de
hoogtepunten van het jaar!
Naast het veelvuldige kerkbezoek was er veel
gezelligheid, vrienden en vriendinnen uit de kerk mochten meekomen.
Soms, met de feestdagen, zei moeder tegen één
van ons: “weet je wat, haal maar een potje pindakaas bij Vredeveld, het is
morgen Paasfeest”. Dat gebeurde ook vandaag.
Pindakaas, was er iets lekkerder dan pindakaas?
Het water liep al uit mijn mond!
Even later scheurde mijn oudere zus op de fiets
over de dijk, op naar kruidenier Vredeveld voor de pindakaas. Zij sjeesde
voorbij het kleine winkeltje naar de veel grotere kruidenier met het ruimere
assortiment.
Op eerste Paasdag, na de middagkerkdienst zaten
we met zijn allen rond de tafel voor de broodmaaltijd. Het potje pindakaas
stond pontificaal midden op de tafel en lachte mij toe.
Moeder pakte als eerste het potje, draaide het
deksel eraf rook aan de pindakaas
alsof het parfum was. Ze pakte een vork en
roerde de olie die bovenop lag er eerst doorheen, haar vork raakte de bodem.
Daarna zette ze het potje geopend op tafel, blij keek ze ons aan.
Was er groter feest denkbaar? We voelden ons
nooit arm, maar vandaag met pindakaas op tafel hoorden we zeker bij de rijken.
Toen moeder dankte voor de maaltijd was het
pindakaaspotje een heel eind leeg.
Iedereen was verzadigd en had ervan gesmuld!
Wanneer ben je arm?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten